De oudste leert in het eerste leerjaar over paddenstoelen. Aan tafel levert dat volgende conversatie op:
De Koter: ‘Wie heeft hier al eens een paddenstoel aangeraakt?’
De papa fier: ‘Ikke!’ (paddenstoelen aanraken is heldenwerk)
De Koter steekt zijn hand omhoog en zijn wijsvingertje wiegt van links naar rechts en weer terug.
‘Nééééé papa, dat mag jij niet doen! Paddenstoelen zijn gif en je mag daar nooit aan komen heeft meester Bart gezegd.’ Meester Bart is de held van onze oudste.
De zus van 4 kan het niet laten zich te moeien in het gesprek. ‘Jamaar, als het een rode paddenstoel is met witte stippen, dan wonen daar toch kaboutertjes in?’
En dan steekt mijn slecht brein de kop op. ‘Zal ik eens iets vertellen jongen?’
Leergierig als hij is volgt er meteen, zonder nadenken ‘Ja mama!’ Tsss, hij zou beter moeten weten…
Ach ja, we gaan er voor. ‘Soms hè, als je in de Colruyt champignons koopt, en je luistert héél goed, dan hoor je in de koeltoog kaboutertjes wenen omdat je hun huisje afpakt.’
‘Echt mama? Maar ik hoor dat nooit want in de Colruyt is veel lawaai.’
Ik laat hem even nadenken. Yep, hij snapt’em. ‘Dus mama, in de Colruyt maken ze voor express lawaai zodat wij de kaboutertjes niet horen wenen?’
– ‘Zo is dat jongen.’
🙂
Wij nooit meer naar de Colruyt had nog een finale (zin) kunnen zijn 🙂