Sinds we in Molenstede wonen, ben ik een halve ornitholoog geworden. In Diest werd onze tuin druk bezocht door kleine, koddige en hyperactieve tjiepvogeltjes. Hier zitten we met the real stuff: grote zwarte loebassen die half de buurt bij elkaar krijsen als ze hun bek open trekken. In grote getale strijken ze neer op ons gazon. Vermoedelijk op zoek naar konijntjes en katten om levend te verorberen. De macho’s. Volgens De Wederhelft zijn het kraaien.
Het mag zijn wat het wilt, volgens mijn deskundigheid zijn het vooral beesten die mentaal niet in orde zijn. Ik vertel u even waarom. Aan ons huis plakt voorlopig nog een stal. Een kraaienkoppeltje koos net deze plaats uit om een nestje te maken voor hun nageslacht. Ganse dagen vliegen ze druk af en aan met takken, afval, papiertjes en groensel. Het lijkt hier vaak een aanvliegroute voor Zaventem, zo druk zeg.
Wat die clevere vogels nog steeds niet doorhebben, is dat tussen het dak en de gevel van de stal een spleet is. Met andere woorden: alle rotzooi die ze gebruiken voor hun nest… belandt gewoon op de grond in de stal. Om toch enige voldoening van hun werk te hebben (dat ei zal beginnen duwen zeker,mei nadert met rasse schreden), hebben ze al enkele stokjes achter de regenpijp gefriemeld. Rond de stal liggen dagelijks massa’s takken en rommel met dank aan de familie Kraai. Soms verliezen ze een deel van hun lading tijdens het landen, soms proppen ze het gewoon verkeerd weg en is de zwaartekracht hen te slim af.
Ze lijken maar niet te begrijpen waarom ondanks hun wekenlange noeste arbeid dat nest geen vorm krijgt. Maar opgeven staat duidelijk niet in hun woordenboek. Elke dag opnieuw beginnen ze vol goede moed. Dat is nu al enkele weken, misschien zelfs maanden bezig. Ik toon u even waarom wij onderhand licht gefrustreerd beginnen te worden 🙂