Raketman (3 jaar jong) is deze week thuis. Hij heeft volgens zijn zus waterpukkels. Om zijn aandacht af te leiden van de pijn en de jeuk, doen we samen de zotste dingen. Winkelen, kokerellen, knuffelen, huizen bouwen alsof het niks is, de katten ambeteren, noem het maar op en we hebben het al gedaan.
Vandaag had ik een lumineus idee. We zouden samen een kunstwerkje maken met verf, stiften en andere toestanden die normaal verboden terrein zijn voor de grijpgrage handen van Raketman. Onder begeleiding liep alles vlot. Work in progress, do not disturb:
Hij verkeerde in opperste concentratie. Was het huis ingestort, hij zou het niet gemerkt hebben. En toen ging de bel. Wasmachineman stond aan de deur. Zijn oorbel flapperde dus ik wist dat hij niet veel tijd had. Damn, dat wordt riskant.
Ik leidde Wasmachineman naar de berging. Ah ja, daar staat de wasmachine. Ondertussen zat in de eetkamer een driejarige helemaal alleen met potjes verf en stiften. Mijn hart bonsde in mijn keel. Ik was er niks gerust in. Toen trok er plots iemand aan mijn mouw: ‘Mamààààà, kijk eens naar mijn handjes?’ De blinkende oogjes vertelden me dat het nu tijd werd om een hartaanval te krijgen.
Ietsje later was Wasmachineman weer weg en dierf ik niet goed naar binnen gaan. Wat zou ik daar vinden? Een geverfde kat? Een geverfde kleuter? Al bij al viel het nog mee. Hij nam enkel de achterdeur en de koelkast onder handen. Die moesten maar niet zo maagdelijk wit zijn. Even met een natte vod er over en het was opgelost. Waarom de kat achter een orchidee met wijde pupillen naar Raketman zat te staren, zal ik nooit weten…