De kinderen genoten vandaag van een dagje speelpleinwerking. Althans, dat dacht ik toch. Toen ik hen ging halen, kwamen 2 stuks uitgelaten aangehold om te vertellen over hun dag. Onze oudste zoon keek maar bedrukt.
‘Hé jongen, heb je een leuke dag gehad vandaag?’
– ‘Ja en eigenlijk ook nee.’
‘Oei, hoe komt het?’
– ‘Een goede vriend van me is overleden.’ Zijn ogen richtten zich naar de grond.
Ik kreeg het Spaans benauwd en wist niet goed hoe te reageren.
‘Dat klinkt niet goed. Wil je er iets over vertellen?’
– ‘Vandaag is Youp gestorven en dat was een goede vriend van mij en Wout.’ Zijn onderlip werd steeds beter zichtbaar. Ik voelde een pruilmoment aankomen.
‘En kende je Youp al lang dan?’
– ‘Sinds vandaag. We hebben hem zelf gevonden. Hij was onze toffe bladluis. Zie je die dennenappel daar in het zand liggen? Daar hebben we hem begraven.’
Ik had de tegenwoordigheid van geest om niet in een slappe lach te schieten en zei dat hij en Wout dat heel goed hebben aangepakt. Die geruststelling had hij blijkbaar nodig. In de auto volgde nog een gesprekje over de bladluizenhemel. ‘s Avonds zochten we nog wat informatie op over de bladluizen… om te ontdekken dat Youp eigenlijk een Groene stinkwants is.